Feestje? Daar hoort taart bij!
En omdat we dol zijn op een goed stukje taart, zijn we in de geschiedenis gedoken – helemaal terug naar de 17e eeuw. We stuitten op een paar bijzondere recepten van ene Antonius Magirus (1570-?), een naam die vaker opduikt in historisch kookonderzoek.
Koock-boeck oft Familieren kevken-boeck :,
leerende hoe datmen alderhande vleesch, vogelen, wildtbraedt, ende visch koken sal: ende wanneer alderhande spijse ende wijn op haer beste is. Oock alle manieren van salaet te maken.


Zijn boek uit 1612 werd toen al meerdere keren herdrukt, steeds met kleine variaties op z’n originele appeltaart.
Taarten en toerten
Taarten vs. Toerten – wat is het verschil eigenlijk?
Voor Magirus waren ‘toerten’ bijna magisch. Hij maakt een onderscheid:
Toerten bak je op vastendagen, voor gasten of voor zieke mensen.
Taarten bak je als je man chagrijnig is of er onverwacht bezoek op de stoep staat.
Toerten waren dus wat chiquer – misschien omdat Frans in die tijd de taal van de elite was, vooral in Brussel. Magirus schreef zelf gewoon in de volkstaal, maar strooide er af en toe wat deftig taalgebruik tussendoor, waarschijnlijk met een knipoog.
Grappig genoeg geeft hij alleen recepten voor ‘toerten’. Pure ironie, als je het ons vraagt. En eerlijk is eerlijk: die recepten zijn nog steeds om je vingers bij af te likken.
Het verschil tussen een taart en een toert is trouwens nog steeds niet helemaal duidelijk. In theorie is een toert een wat luxere, afgedekte taart – vaak met hartige vulling, zoals vlees. Maar Magirus noemt zelfs open vruchtentaarten en kaastaarten gewoon ‘toerten’.
Zijn recept voor een appel toert:
Hoe dat men gemeynen deech maeckt voor pasteyen oft taerten.
Neempt terwenbloem, een eye, twee oft dry naer de quantiteyt, die ghy maken wilt, een stuck versche boters, wat roosenwater, oft hamelensop, oft in plaetse van dien, ander schoon water, ende wilt ghy, een weynich suycker. Kneedt het onder malcanderen. Men moet weten, dat den deech van de pasteyen harter moet wesen, als dien van de taerten oft toerten.
Toerte van appelen.
Schelt eersten d’appelen, oft laetse een weynich aen het vier staen, dat de schellen wat verbranden, snytse in ronde schyven ende laetse wat stoven in een aerden potteken, met wat versche boter, suycker ende stercken witten wyn, oft beter, Malvesey. Doetter dan suycker noch by, canneel, gember, venckel, anys, ende boter. Op dese maniere maeckt men alle soorten van appeltoerten, oft taerten, ooc van peren. Men mach er ooc wat corenten by doen.
Zijn appel-toert was voor ons de basis voor een culinaire tijdreis. We combineerden het met elementen uit latere recepten, en zo ontstond de Willem Vos Toert.
Het recept vind je hier.